Wat is de betekenis van spotvogel?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

spotvogel

Het begrip spotvogel heeft 2 verschillende betekenissen: 1) zangimiterende trekvogel. kleine trekvogel met een grijsgroene rugzijde, een lichtgele buik en grijze poten, die de zang van andere vogels imiteert. 2) iemand die graag spot.

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spotvogel

spotvogel - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) Hippolais icterina; een zangvogel die geluiden kan nabootsen

2024-04-29
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Spotvogel

De spotvogel is een zomergast die ons land slechts drie maanden bezoekt om te broeden. Het grootste deel van het jaar brengt hij door in tropisch Afrika. Het leefgebied van de spotvogel is meestal typisch open gebied dat rijk is aan bosschages en struwelen. De beschikbaarheid van het 'vroegere' landbouwgebied, met hagen en houtwallen, bosranden met...

2024-04-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Spotvogel

Hippolais icterina (Vieillot: Sylvia) 1817. Een in N niet zeldzame vertegenwoordiger van de Zangertjes ←, die zich bovendien in de nabijheid van de mensen ophoudt (bijv. in tuinen en in beplantingen langs sportvelden). De vogel arriveert in ons land als de bomen en struiken weer dicht in het blad zitten, en hij valt visueel niet erg op. Toch g...

2024-04-29
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

SPOTVOGEL

(Hippolais icterma). Zomervogel die in mei komt en in augustus wegtrekt. In Zeeland talrijke broedvogel van bossen, parken, duinen, hagen e.d. Zingt met veel imitaties en scherpe klanken.

2024-04-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

spotvogel

(de, -s), (veroud.) een grijze spotlijster, meer bekend als dagoefowroe (Mimus gilvus). ( ) terwijl de spotvogel in stede van den lachlust op te wekken een pijnlijken indruk maakte, alsof hij den spot dreef met den mensch en zijn lot (van Schaick 1866: 127; oudste vindpl.). - Etym.: De vogel ‘spot’, d.w.z. doet geluiden na, net als de A...

2024-04-29
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Spotvogel

Van mei tot september logeert de spotvogel bij ons, die met zijn olijfgroene-grijs-citroengele veren en blauwgrijze poten, al zingende laat zien dat hij een oranje bek heeft. Waarom hij zo heet? Omdat de plaaggeest andere vogelgeluiden na doet en daarmee de luisteraars hopeloos in de war brengt.

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

SPOTVOGEL

(Fr.: greate giele hófsjonger). Zingt veel en goed in bossen, parken, tuinen en boomgaarden, ook bij boerenhofsteden. Imiteert andere vogels.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spotvogel

s., biis, biisbauwer, -bouwer, -jager, -feint, bysfeint; (vogel), greate giele hofsjonger.