Souperen
[v. LDu. supen = slikken, slokken] avondeten gebruiken.
Van Dale Uitgevers (1950)
(soupeerde, heeft gesoupeerd), (<Fr.), avondmalen : ik heb bij mijn vriend gesoupeerd ; — een souper gebruiken : na afloop zijn we nog gaan souperen ; — (flg.) van iets of iem. gesoupeerd hebben, er zijn buik van vol hebben.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: