SOPPERIG
I. bn. (-er, -st), zacht week, modderig: de weg is erg sopperig. II. bn., slobberig: een sopperige witte pantalon.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. bn. (-er, -st), zacht week, modderig: de weg is erg sopperig. II. bn., slobberig: een sopperige witte pantalon.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (soeperig; fig. slappig, dun): een sopperig kostje; tig. een sopperig hangend geruit broekje.
Jozef Verschueren (1930)
('soppәrәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. dun vloeiend : wat een kostje! 2. slap, dun : een -e stof.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: