Wat is de betekenis van SOPPERIG?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOPPERIG

I. bn. (-er, -st), zacht week, modderig: de weg is erg sopperig. II. bn., slobberig: een sopperige witte pantalon.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sopperig

bn., bw. (soeperig; fig. slappig, dun): een sopperig kostje; tig. een sopperig hangend geruit broekje.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sopperig

('soppәrәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. dun vloeiend : wat een kostje! 2. slap, dun : een -e stof.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SOPPERIG

SOPPERIG - bn. (-er, -st), zacht week, modderig : de weg is erg sopperig, SOPPERIGHEID, v.