Wat is de betekenis van SOMMER?

2024-04-27
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Sommer

Andreas Carl; geb. Essen (Dld) 6 mei 1864, overl. Den Haag 14 januari 1953. Woonde en werkte in deze stad van ca. 1900 af, Wassenaar tot 1907, daarna wederom in Den Haag. Kunst- en decoratieschilder; tevens ontwerper. Schilderde, tekende en aquarelleerde o.m. kerkinterieurs en portretten.Tentoonstelling te Arnhem 1901: een damesportret. ...

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sommer

sonder rede, net maar; sonder moeite; dadelik.

2024-04-27
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Sommer

1. dagvaarden, aanmanen, sommeren; opvorderen, opeisen; 2. optellen.

2024-04-27
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Sommer

zomer.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sommer

('sommәr) m. (-s) [Mlat. saomarium] Scheepst. zware eiken steunbalk.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SOMMER

SOMMER - m. (-s), (scheepsw.) zware eiken balk.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Sommer

Sommer, m. (-s), zware eiken balk.

2024-04-27
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Sommer

z.n.m. - Zware eiken balk.