sollen
sollen - Werkwoord 1. met volstrekte willekeur behandelen sollen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sol
Wiktionary (2019)
sollen - Werkwoord 1. met volstrekte willekeur behandelen sollen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sol
Dr. H. W. J. Kroes (1951)
moeten, zullen (met nadruk); mogen; behoren; das hättest du sehen sollen, dat had je moeten zien; er soll es tun, hij zäl ’t doen; soll er nur warten!, laat hem maar wachten!; was soll es denn sein? (in winkel), wat zal 't zijn?; sollte er verhindert sein..., so komme ich, mocht hij verhinderd zijn..., dan kom ik; er soll sehr...
Van Dale Uitgevers (1950)
(solde, heeft gesold), 1. (w. g.) werpen als een bal: iem. sollen in een deken, opgooien en weer opvangen; 2. heen en weer slingeren of geslingerd worden, inz. op zee; 3. trekken, sleuren: sol mij toch niet zo; — inz. (onoverg.) spelenderwijs met iets bezig zijn, heen en weer trekken of slepen: de kinderen solden met de hond...
M. J. Koenen's (1937)
solde, h. gesold (heen en weer gooien; plagen): met een hondje sollen; niet met zich laten een loopje laten nemen.
Jozef Verschueren (1930)
('sollәn) (solde, heeft gesold) 1. in een deken opwerpen en weder opvangen. 2. heen en weer trekken: sol mij toch zo niet. 3. voor de gek houden: hij laat niet met zich -.
J.Pluim (1911)
Mnl. tsollen, denom. van sol, tsol, ontleend aan ’t Mhd. zoll (spr. tsoll) = tol. Het woord w. d. z.: iets heen en weer draaien, als men met een tol doet.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: