Wat is de betekenis van SOLIED?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOLIED

zie SOLIDE.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

solied

bn., bw. (solide).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

solied

(so'lit) bn. en bw. (-er, -st) [Fr. < Lat. solidus] 1. vast, hecht, stevig: dat huis is (gebouwd). 2. geregeld, ordelijk: te werk gaan, leven. 3. degelijk: een -e kerel. 4. vertrouwbaar, eerlijk: een -e zaak; waar.