Wat is de betekenis van soezen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

soezen

soezen - Werkwoord 1. dommelen, half slapen Hij lag een beetje in de stoel te soezen. soezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord soes

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Soezen

v., sûzje, sûze, slom(k)je, slûm(k)je, slûgje, dodzje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOEZEN

(soesde, heeft gesoesd), 1. in een soes zijn, suffen, half slapen: hij zit te soezen; 2. over iets soezen, mijmeren.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

soezen

soesde, h. gesoesd (in een soes zijn; suffen, slapen, druilen): jongen, zit je weer te soezen! over iets soezen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

soezen

('soezәn) (soesde, heeft gesoesd) [~ suizen] 1. in een soes zijn, suffen ; hij zit te -. Syn. →: dommelen. 2. mijmeren: over iets -.

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SOEZEN

SOEZEN - (soesde, heeft gesoesd), in een soes zijn, suffen, slapen: hij zit te soezen: over iets soezen, mijmeren.