soezen
soezen - Werkwoord 1. dommelen, half slapen ♢ Hij lag een beetje in de stoel te soezen. soezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord soes
Wiktionary (2019)
soezen - Werkwoord 1. dommelen, half slapen ♢ Hij lag een beetje in de stoel te soezen. soezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord soes
Van Dale Uitgevers (1950)
(soesde, heeft gesoesd), 1. in een soes zijn, suffen, half slapen: hij zit te soezen; 2. over iets soezen, mijmeren.
M. J. Koenen's (1937)
soesde, h. gesoesd (in een soes zijn; suffen, slapen, druilen): jongen, zit je weer te soezen! over iets soezen.
Jozef Verschueren (1930)
('soezәn) (soesde, heeft gesoesd) [~ suizen] 1. in een soes zijn, suffen ; hij zit te -. Syn. →: dommelen. 2. mijmeren: over iets -.
J.H. van Dale (1898)
SOEZEN - (soesde, heeft gesoesd), in een soes zijn, suffen, slapen: hij zit te soezen: over iets soezen, mijmeren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: