Wat is de betekenis van sociëteit?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sociëteit

sociëteit - Zelfstandignaamwoord 1. een gezelligheidsvereniging Veel mensen gaan graag naar een sociëteit toe. 2. een gebouw of lokaal waarin een sociëteit bijeenkomsten houdt 3. een genootschap Woordherkomst met het voorvoegsel socio- en met het achtervoegsel -teit afgeleid van h...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sociëteit

sociëteit - zelfstandig naamwoord uitspraak: so-sje-teit 1. gezelligheidsvereniging ♢ oma Carola is lid van de bejaardensociëteit Zelfstandig naamwoord: so-sje-teit de sociëteit de socië...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sociëteit

[via Fr. société van Lat. societas] 1. genootschap, gezelschap; 2. gezelligheidsclub; ook: gebouw daarvoor.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sociëteit

gezelligheidsvereniging; club; verenigingsgebouw

2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Sociëteit

(de), (hist.) de Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, een genootschap dat van 1683 tot 1792 de eigenaar van Suriname was, bestaande uit de West-lndische Compagnie, de stad Amsterdam en (tot 1770) de familie Van Aerssen van Sommelsdijck. Zie Enc.Sur. 60. - Samenst. o.m. societeitsneger, societeitstroepen.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sociëteit

besloten gezelschap; vereniging; lokaal voor besloten gezellige bijeenkomsten

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOCIËTEIT

(<Fr.), v. (-en), 1. (in ’t alg., vero.) vereniging, genootschap, gezelschap; de Sociëteit van Jezus, de orde der Jezuïeten; 2. vereniging voor gezellig verkeer; lid van een sociëteit worden; 3. (inz.) gebouw of lokaal waarin een vereniging als onder 2. haar bijeenkomsten houdt: naar de sociëteit gaan....

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sociëteit

v. sociëteiten (Fr. [Lat. sociëtas]: gezelschap, genootschap, vereniging, vennootschap; ook: het gebouw ener vereniging [tot bevordering van het gezellig verkeer]): de sociëteit van navigatie; naar de sociëteit gaan; de studentensociëteit; de sociëteit van Jezus, de Jezuïeten, (ci = sie).