Wat is de betekenis van snuiterik?

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snuiterik

(18e eeuw) (Barg.) neus; zakdoek. • Neus: Snuyterik. (Nicolas Racot de Grandval: Nederduitsch en Bargoens woordenboek. 1743) • In den regel zijn het twee vrouwen, die te zamen “marchandieser gaan opdoen", zooals het in de Hollandsche dieventaal of Bargoensch heet. De een heeft meestal een “heuverikje" — kind — bij...

Gerelateerde zoekopdrachten