Wat is de betekenis van Snollen?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snollen

(17e eeuw, vero.) (inf.) erotisch genot najagen; vrijen; zoenen. • snolle, w.w. Vrijen, zoenen, de gezichten speels tegen elkaar wrijven. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • ‘Ja, en van dat gesnol van jou met die Yves. Wéét je nog?’ zegt Agnes ineens om mij op scherp te krijgen. (Liza van Sambeek: Za...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNOLLEN

(snolde, heeft gesnold), (gebakken tabakspijpen; met een mengsel van was, zeep en dragant bestrijken, ze glanzend maken.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snollen

(snolde, heeft gesnold) mingenot najagen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Snollen

Het begrip snollen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. snollen - SNOLLEN - (snolde, heeft gesnold), de gebakken tabakspijpen met een mengsel van was, zeep en dragant bestrijken. 2. snollen - SNOLLEN - (Zuidn.) snuffelen.