snollen
(17e eeuw, vero.) (inf.) erotisch genot najagen; vrijen; zoenen. • snolle, w.w. Vrijen, zoenen, de gezichten speels tegen elkaar wrijven. (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984) • ‘Ja, en van dat gesnol van jou met die Yves. Wéét je nog?’ zegt Agnes ineens om mij op scherp te krijgen. (Liza van Sambeek: Za...