Wat is de betekenis van SNEUKELEN?

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

sneukelen

(sneukelde, gesneukeld) snoepen. Een espresso in de bar om de hoek om de dag aan te vatten, een aperitief om de hitte door te spoelen, en tussendoor wat sneukelen omdat het absoluut ongezond zou zijn om te lang aan 's lands delicatessen te moeten weerstaan. - FET, 15-02-2003.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEUKELEN

(sneukelde, heeft gesneukeld), (Zuidn.),. 1. snoepen: dat kind sneukelt veel te veel, het zal nog ziek worden ; 2. snuffelend naspeuren ; 3. in ontucht leven. Ook Sneukeren.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sneukelen

sneukelde, h. gesneukeld (Z.-N., gew. snoepen): sneukelen, waar ze kan.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sneukelen

(sneukelde, heeft gesneukeld) snoepen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNEUKELEN

SNEUKELEN - (sneukelde, heeft gesneukeld), (Zuidn.) snoepen: dat kind sneukélt veel te veel, het zal nog ziek worden; — in ontucht leven.