Wat is de betekenis van SMOELWERK?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

smoelwerk

(18e eeuw) (inf.) gezicht. Reeds opgetekend in de klucht 'De Puiterveense Helleveeg, of Beslikte Swaantje aan den tap' (1720) van A. Alewijn. Vgl. bekwerk*; benenwerk*; binnenwerk*; eetwerk*; jatwerk*; keukenwerk*; kutwerk*; lofwerk*; mondwerk*; naaiwerk*; onderwerk*; snoetwerk*; snuitwerk*; tietenwerk*; voorwerk*; vreetwerk*. • Op klaar licht...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMOELWERK

o., (plat) smoel, gezicht.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

smoelwerk

o. (volkst. mond, smoel): wat een smoelwerk! hoe raast of tiert hij of zij.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smoelwerk

o. Plat. → smoel (1).

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SMOELWERK

SMOELWERK - o. (plat) smoel.