Wat is de betekenis van SMAROTSEN?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

smarotsen

(16e eeuw) (< Hoogduits schmarotzen) tafelschuimen; klaplopen; (17e eeuw) overdadig eten; schransen; smullen. Vgl. balgen*; ballast* schieten; banken*; bavianen*; beffen*; bekken*; bikken*; bikkesementen*; boefen*; botten*; buffelen*; bunkeren*; de darm* vullen; dikkedakken*; fritsen*; gaffelen*; gofferen*; hachelen*; ingaffelen*; jangen*; de k...

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Smarotsen

tafelschuimen, klaplopen

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMAROTSEN

(smarotste, heeft gesmarotst), (<Hd.), <w. g.) 1. klaplopen; 2. smullen, schransen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

smarotsen

smarotste, h. gesmarotst (klaplopen; smullen).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smarotsen

(sma'rotsən) (smarotste, heeft gesmarotst) [Dui.] ongenodigd ergens te gast gaan, klaplopen, tafelschuimer.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

smarotsen

smarotsen - tafelschuimen, klaploopen; „smarotser”, m.:klaplooper.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SMAROTSEN

SMAROTSEN - (smarotste, heeft gesmarotst), klaploopen, ongenoodigd ergens te gast komen.

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Smarotsen

Smarotsen, ow. gel. (ik smarotste, heb gesmarotst), klaploopen, ongenoodigd ergens te gast komen. *...ER, m., *...STER, v. (-s), die smarotst, tafelschuimer, tafelschuimster.

Gerelateerde zoekopdrachten