Wat is de betekenis van SLOFFIG?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLOFFIG

bn. bw. (-er, -st), 1. met nauwelijks opgelichte voeten : het langzaam sloffig lopen; 2. nalatig, laks, slof (III).

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sloffig

bn., bw. (lui, traag, achteloos): zijn werk sloffig verrichten.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLOFFIG

SLOFFIG - bn. (-er, -st), slof 4.