Wat is de betekenis van sloep?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sloep

kleine boot die hetzij door een groter schip wordt meegevoerd als hulpvaartuig, hetzij zelfstandig vaart, vooral voor sport en recreatie en in de visserij. Voorbeelden: Vierow verhaalt hoe op de 26e van die maand tijdens een aanhoudende storm een zware golf over het dek sloeg, die de bezaansmast en alles wat achter de grote mast was -...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

sloep

1) (1991) (sch.) grote wagen. Ook marinetaal voor: vrachtwagen. • Een vijf liter zware motor, verschroomde uitlaatpijpen en enorme spatborden, die tot aan de achterwielen doorliepen. Maar de zacht gewelfde vormgeving van de body zorgde ervoor dat het massieve niet doorsloeg naar het ordinaire karakter dat zovele 'sloepen' uitstralen. (Aktueel,...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sloep

sloep - zelfstandig naamwoord 1. reddingboot bij een groot schip ♢ toen de boot zonk, stapten de opvarenden in de sloep Zelfstandig naamwoord: sloep de sloep de sloepen het sloe...

2024-04-26
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Sloep

Sloep - 1. Reddingsvaartuig aan boord van schepen. Sloepen werden meestal van hout overnaads gebouwd. Tegenwoordig worden ze van aluminium of gewapend polyester gemaakt. Veel van de oude houten sloepen varen nu als motor- of zeiljacht rond. Omdat ze niet als zodanig zijn gebouwd moet dit ombouwen met zeer grote zorg en vakbekwaamheid gebeuren. 2....

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sloep

dieper plekke in vlak water op sandbanke; klein, oop vaartuig; vissersvaartuig.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sloep

s., sloep.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLOEP

v. (-en), 1. licht vaartuig zonder dek, ingericht voor riemen, gewoonlijk echter ook met een kleine mast; inz. zo’n vaartuig dat bij een groter schip behoort en dient om goederen en passagiers van en naar boord te brengen en in tijd van nood zich te redden: de sloep strijken, aan boord hijsen; 2. (zeilsport) jacht met een sloeptuig;...

2024-04-26
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Sloep

achter op schepen meegevoerd, klein roeivaartuig voor het onderhouden van verbinding met de wal, of wel op het sloependek in davits bevestigd voor reddingsdoeleinden; ook klein zeilvaartuig.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sloep

v. sloepen (1 klein, meestal open [zonder dak] vaartuig, ingericht voor roeien en zeilen; inz. een kleine boot op een groter schip; 2 naam v. e. vissersvaartuig v. verschillend model): 1. in de sloep naar wal roeien; 2. sloepen van de beugvisserij.