Wat is de betekenis van slice?

2024-04-19
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

slice

(zelfstandig naamwoord) punt, stuk

2024-04-19
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

slice

(de; -s) - (rechtshandige speler) slag waarbij de met zijspin geslagen bal links van het doel start en, onbedoeld, met een sterke boog naar rechts afbuigt; voor een linkshandige speler geldt het omgekeerde: pulled slice. (rechtshandige speler) slag waarbij de bal in een redelijk rechte lijn naar een punt links van de doellijn vliegt en aan het eind...

2024-04-19
Woordenboek automatisering

Henk Biemond (1985)

Slice

De delen van een golf, die binnen twee opgegeven amplitudegrenzen aan dezelfde kant van de nul-as liggen.

2024-04-19
ABC van de Tennissport

De Bie (1974)

Slice

Gesneden slag.

2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

slice

I. 1. snee(tje), schijf(je), plak [vlees]; 2. visschep; spatel; vuurschop, riek; a slice of bread and butter, een (enkele) boterham; a slice of territory, een stuk (lap) grond; II. in sneetjes, dunne schijven of plakken snijden (ook: slice up); snijden.