Wat is de betekenis van slagboom?

(1979) (inf.) mannelijk geslachtsdeel (in erectie). Vgl. boomstam*; deurklopper*; Drentse* paal; heipaal*; kapstok*; lat*; mast*; paal*; peppel*; staalpaal*; stok*; stormram*; tamp*; trapleuning*. • Zijn stootram pompte als een heimachine. Bij elke opwaartse stoot schoof zijn slagboom dieper in haar spelonk. (Feministische uitgeverij Sara: Vo...

slagboom - Zelfstandignaamwoord 1. balk die dwars over een weg kan worden neergelaten als afsluiting ♢ De slagboom ging neer en verhinderde de naderende auto de spoorweg over te steken. Woordherkomst samenstelling van slag en boom

slagboom - zelfstandig naamwoord uitspraak: slag-boom 1. balk die de toegang tot iets afsluit, en die omhoog kan ♢ de slagboom ging omhoog en we konden het parkeerterrein oprijden Zelfstandig naamwoord: slag-boom de...

De slagboom aan een grens (zie ‘Grens’) wijst erop, dat een vooruitkomen in de waaktoestand wordt belemmerd. Soms duidt de slagboom op seksuele remmingen, op een stagnatie binnen een relatie. Gaat de slagboom open en kunnen we doorrijden, dan staat dit de vage hoop toe, dat iets in ons leven zich ten goede zou kunnen keren.

een hefbare wegversperring voor beveiliging of controle; heeft b.v. een douanebeambte een auto onderzocht, dan heft hij de slagboom op en laat de wagen de grens passeren.

dwarspaal om deur- of toegang af te sluit; skeiding (kleur).

...

m. (...bomen), 1. in verticale of in horizontale richting draaibare boom, als afsluiting van een weg. 2. (fig.) belemmering: de samenleving die overal slagbomen tegen hen en hun streven ophief. 3. rol aan de achterzijde van een weefgetouw, waarover de ge we ven stof loopt.

m. slagbomen (horizontaal liggende, in verticale en ook in horizontale richting draaibare boom of balk ter afsluiting v. e. weg; fig. afsluiting, belemmering): fig. de slagbomen tussen de volkeren verdwenen, scheidsmuren.