Wat is de betekenis van siepel?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

siepel

siepel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van siepelen ♢ Ik siepel 2. gebiedende wijs van siepelen siepel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van siepelen siepel je?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Siepel

v. (-s), (gew.) ui.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

siepel

v. siepels (Lat. caepula: ui, ajuin); gew.

2024-04-26
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Siepel

Siepel - zie UIEN.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Siepel

zie Ajuin.