Wat is de betekenis van shorts?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

shorts

shorts - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord short

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

shorts

shorts - zelfstandig naamwoord uitspraak: sjorts 1. korte broek ♢ als de zon schijnt, loopt Ruben meteen in shorts Zelfstandig naamwoord: sjorts de shorts Synoniemen short

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Shorts

[Eng.] mv korte broek voor sport of strand.

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Shorts

korte broek; sportbroek

2024-04-30
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

shorts

[Eng. sjorts], korte sportpantalon, oorspronkelijk voor heren bestemd.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Shorts

korte strand- of sportbroek

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Shorts

(Eng.), v. mv., korte strand- of sportbroek.

2024-04-30
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

shorts

(sjorts) (Eng.) mv. korte broek.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

shorts

(sjo:ts) mv. [Eng.] korte broek ; tennissen in -.