Wat is de betekenis van schunnig?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

schunnig

schunnig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: schun-nig 1. in strijd met de goede zeden ♢ hij vertelde een schunnig verhaal Bijvoeglijk naamwoord: schun-nig ... is schunniger dan ... het s...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schunnig

adj. & adv.; (haveloos), earmoedich, earmtlik, skurf, skibbich; (onwelvoeglijk), skabbeljeus, smoarch, goar.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schunnig

bn. bw. (-er, -st), 1. armzalig, armoedig, haveloos : schunnige kleren ; er schuimig uitzien ; 2. gemeen, onfatsoenlijk, laag: een schunnige kerel; een schunnige streek; zich schunnig aanstellen; — vuil, obsceen; 3. (gew.) schriel; — gulzig.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schunnig

bn., bw. (1 armzalig, armelijk, haveloos; 2 tot allerlei laagheden in staat, min; 3 laf en gemeen; ook: onwelvoeglijk, schuin): 1 schunnig gekleed, min, armoedig; 2 een schunnige kerel; 3 schunnige taal.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schunnig

('schunnəch) bn. en bw. (-er, -st) [schenden] 1. armzalig, haveloos, slordig : in haar -e huisplunje; gekleed. 2. onfatsoenlijk, onwelvoeglijk : -e taal; een -e kerel. 3. laf, gemeen : wat een antwoord!

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schunnig

bn. en bw. (-er, -st), 1. armzalig, armoedig, haveloos: er schunnig uitzien; 2. gemeen, minderwaardig, laag: een schunnige kerel; obsceen.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

schunnig

schunnig - armoedig, slordig,vuil; „een schunnerd”, (argot), een zwerver, schooier.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)