Wat is de betekenis van SCHREEUWERIG?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Schreeuwerig

adj. & adv., razerich, ropperich, skreauwerich.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schreeuwerig

bn. bw. (-er, -st), 1. gedurig of telkens -schreeuwend: een schreeuwerig kind; — overmatig luide sprekend, kijfachtig : een schreeuwerig mens ; 2. luid en onaangenaam klinkend : een schreeuwerige stem ; 3. geneigd heftige grote woorden te gebruiken, resp. met heftige grote woorden : een schreeuwerig artikel; hij spre...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schreeuwerig

bn., bw. (voortdurend schreeuwende; geneigd misbaar te maken, heftige grote woorden te gebruiken; uit heftige grote woorden bestaande, met heftige grote woorden): een schreeuwerig kind; een schreeuwerige stem, op een schreeuwerige toon; een schreeuwerige nulliteit; hij sprak me te schreeuwerig.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Schreeuwerig

bn. en bw. (-er, -st), 1. gedurig of telkens schreeuwend; kijfachtig: een schreeuwerig mens; 2. geneigd heftige grote woorden te gebruiken, resp. met heftige grote woorden: een schreeuwerig artikel.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SCHREEUWERIG

SCHREEUWERIG - bn. bw. (-er, -st), gedurig hard schreeuwend : een schreeuwerig kind ; telkens luide sprekende, kijfziek : een schreeuwerig mensck; met eene schreeuwerige stem. SCHREEUWERIGHEID, v.

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)