Wat is de betekenis van Schouw?

(19e eeuw) (jur.) gerechtelijke plaatsopneming; bezichtiging op de plaats van het delict. Van 'schouwen' (inspecteren). • De Rechtbank wees in principe de schadevergoeding toe; in hooger beroep voor het Hof is eenige weken geleden in deze zaak gepleit en bij interlocutoir arrest beval het Gerechtshof een zoogenaamde schouw, een gerechtelijke p...

Schouw - verkorting van lijkschouwing.

schouw - zelfstandig naamwoord 1. stookplaats met schoorsteen ♢ we brandden een haardvuur in de schouw Zelfstandig naamwoord: schouw de schouw de schouwen het schouwtje

Wat in het civiel en bestuursrecht een descente of plaatsopneming wordt genoemd, heet in het strafprocesrecht een schouw: een bezichtiging op de plaats van het delict.

schoorsteen De wolken en de huizen die ge ginder ziet liggen, de schouwkes waaruit alle soorten rook omhoog kruipt, de hagen, de eternietplaten en de zelfgebouwde bijhuizekes, het zingt allemaal een lied van vreugde, van groei en geweld. (Louis Paul Boon, De voorstad groeit) Daar gaat niets buiten dan de rook door de schouw...

(bn) schuw LC, WB.

(de, -en) in België ook: schoorsteen. In Diest vatte de schouw van een woning aan de Hasseltsebaan vuur. HN, 12-12-2002.

Zie: →Bestuur en Rechtspraak.

schouw - Te gebruiken voor diverse soorten platbodems met een vierkante romp, vaak met schuin aflopende uiteinden, met of zonder aandrijving.