schoft, schouder
(-en) 1. v. Eig. 1. schouder van een groot viervoetig dier : de van een paard, ezel, rund. 2. Uitbr.shouder van een mens: forse -en II. v. Metn. hoogste gedeelte van de rug van een viervoetig dier tussen de schoudertoppen : de van een → paard, een rund. III. m. Metf. [msch. van I 1; vgl. bonk] schoelje, schurk : ellendige -I!