scheffen, scheften
(1906) (Barg.) aanwezig zijn; zitten; in de gevangenis verblijven; vertoeven; bezitten; geven. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Die brogem schefte aan de tafel. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946) • (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 19...