Scheepsvolk
o., 1. bemanning van een schip, gewoonlijk buiten —, soms met inbegrip van de gezagvoerder en de officieren; 2. zeelieden.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., 1. bemanning van een schip, gewoonlijk buiten —, soms met inbegrip van de gezagvoerder en de officieren; 2. zeelieden.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
o. (de gezamenlijke matrozen op een schip, soms met inbegrip van den gezagvoerder en de officieren; in het alg. zeelieden).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o., 1. bemanning van een schip, gewoonlijk niet, soms mèt inbegrip van de gezagvoerder en de officieren; 2. zeelieden.
J. Kramer (1908)
de bemanning van een zeeschip, meer bepaald een oorlogsschip; zij bestaat uit den état major (den commandant en de officieren) en de equipage (het scheepsvolk). De officieren logeeren achteruit, de equipage vooruit; „achter den grooten mast behooren” beteekent hetzelfde als ,,den rang van officier bekleeden”. De equipage is...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: