schaapachtig
schaapachtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: schaap-ach-tig 1. waaruit blijkt dat je er niets van snapt ♢ hij keek me schaapachtig aan Bijvoeglijk naamwoord: schaap-ach-tig ... is schaapachtiger dan ... ...
Muiswerk Educatief (2017)
schaapachtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: schaap-ach-tig 1. waaruit blijkt dat je er niets van snapt ♢ hij keek me schaapachtig aan Bijvoeglijk naamwoord: schaap-ach-tig ... is schaapachtiger dan ... ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), in geest of aard op een schaap gelijkend, dom, onnozel: er schaapachtig uitzien; — (bw.) op de wijze van een schaap, onnozel: iem. schaapachtig aankijken.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (als [van] een schaap; fig. onnozel, dom): een schaapachtig gezicht zetten; er uitzien.
Jozef Verschueren (1930)
('scha:pachtәch) bn. en bw. (-er, -st) 1. als een schaap. 2. dom, onnozel: een gezicht zetten; er uitzien.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), dom onnozel: er uitzien; (bw.) op de wijze van een schaap, onnozel, zonder begrip: iemand schaapachtig aankijken. schaapherder m. (-s), persoon die schapen hoedt.
J.H. van Dale (1898)
Schaapachtig - bn. bw. (-er, -et), als een schaap; (fig.) dom, onnoozel: er schaapachtig uitzien; zich schaapachtig aanstellen. SCHAAPACHTIGHEID, v. onnoozelheid, domheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: