schaakstuk
schaakstuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: schaak-stuk 1. wit of zwart figuurtje uit een schaakspel ♢ de koning en de toren zijn schaakstukken Zelfstandig naamwoord: schaak-stuk het schaakstuk ...
Muiswerk Educatief (2017)
schaakstuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: schaak-stuk 1. wit of zwart figuurtje uit een schaakspel ♢ de koning en de toren zijn schaakstukken Zelfstandig naamwoord: schaak-stuk het schaakstuk ...
M. J. Koenen's (1937)
o. schaakstukken (figuur v. e. schaakspel): er zijn 32 schaakstuk stukken: koning, koningin, raadsheer (of: loper), kasteel (of: toren), paard, pion.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-ken), elk van de stukken, figuren, van het schaakspel. Schaakstukken komen als wapenembleem weinig voor, behalve de toren die meestal de vorm van een embleem heeft aangenomen.
J.H. van Dale (1898)
Schaakstuk - o. (-ken), stuk dat tot het schaakspel behoort (inz. in tegenst. der pionnen of boeren).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: