Wat is de betekenis van sappelen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

sappelen

1) (1898) (Barg.) hard werken; ploeteren; zich afjakkeren; zich afpeigeren. Uit het Hoogduits: 'zappeln' (spartelen). 'Sappelwerk' is werk dat niet vlot gaat. Zie ook: zich te sappel maken. • Heb ’k je niet honderd­ maal gewaarschouwd, as-ie uitbleef, as-ie ons al­ leen liet sappelen? (Herman Heijermans: Ghetto. 1898) • Jij...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

sappelen

sappelen - regelmatig werkwoord uitspraak: sap-pe-len 1. ploeteren om genoeg geld te verdienen ♢ mijn vader heeft altijd hard moeten sappelen 1. zich te sappel maken [zich druk maken, zich inspanne...

2024-04-26
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Sappelen

hard werken, ploeteren; Middelhoogduits zappeln = ruhelos tätig sein; het Jiddisch heeft deze oudere betekenis bewaard in tegenstelling tot het Nieuwhoogduits; overgegaan in de Nederlandse volkstaal.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sappelen

(Barg.) ploeteren, sjouwen.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sappelen

(sappelde, heeft gesappeld), ploeteren, zich afjakkeren.

2024-04-26
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

sappelen

talmen.

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

sappelen

zich inspannen.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sappelen

('sappələn) (sappelde, heeft gesappeld) ploeteren.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Sappelen

(sappelde, heeft gesappeld), ploeteren, zich afjakkeren.