Wat is de betekenis van samenzijn?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

samenzijn

samenzijn - zelfstandig naamwoord uitspraak: sa-men-zijn 1. het bij elkaar, in elkaars gezelschap zijn ♢ er was na de kerk een gezellig samenzijn in het café Zelfstandig naamwoord: sa-men-zijn het samenzijn

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Samenzijn

1. v., gearwêze, byinoarwêze; gezellig —, selskipje. 2. s.n., gearwêze (it), gearsit.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Samenzijn

o., het bijeen-, in elkanders gezelschap zijn: een gezellig samenzijn.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

samenzijn

o. het bij elkander zijn : een vertrouwelijk -.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Samenzijn

o., een gezellige bijeenkomst.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)