Wat is de betekenis van Samenvloeien?

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Samenvloeien

v., gearrinne.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Samenvloeien

(vloeide samen, is samengevloeid), bijeenvloeien, zich al stromend verenigen, eig. en fig.: al het water vloeide hier samen; de mensen vloeiden van alle kanten samen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

samenvloeien

vloeide samen, is samengevloeid (zich vloeiend verenigen): twee beken kunnen ook twee kleuren, samenvloeiende pokken.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

samenvloeien

(sa:mən) (vloeide samen, is samengevloeid) 1. vloeiend zich verenigen : -de rivieren, kleuren. 2. bijeenstromen: mensen kunnen -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Samenvloeien

(vloeide samen, is samengevloeid), zich tot één stroom verenigen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Samenvloeien

Samenvloeien - (vloeide samen, is samengevloeid), bijeenvloeien, vloeiende zich vereenigen: al het water vloeide hier samen; de menschen vloeiden van alle kanten samen. SAMENVLOEIING, v. (-en), het samenvloeien: eene stad aan de samenvloeiing van twee rivieren gelegen.

Gerelateerde zoekopdrachten