Wat is de betekenis van Sabberaar?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

sabberaar

(19e eeuw) koevoet; inbreker. • Sabberaar, (barg.), koevoet. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899) • Sabberaar: inbreker. Ook: koevoet. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • (Paul van Hauwermeiren: Bargoens. Vijf eeuwen geheimtaal van randgroepen in de Lage Lande...

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sabberaar

(Barg.) koevoet

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sabberaar

m. (-s), 1. iem. die sabbert; 2. (Barg.) koevoet.

2024-04-28
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

sabberaar

koevoet.

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

sabberaar

sabberaar - m., (argot) koevoet.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Sabberaar

Sabberaar - m., SABBERAARSTER, v. (-s), iem. die sabbert.

Gerelateerde zoekopdrachten