Wat is de betekenis van Rusticiteit?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rusticiteit

(<Fr.-Lat.), v., eigenschap van rustiek te zijn ; landelijke eenvoud; boersheid, onbeschaafdheid.

2025-07-17
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rusticiteit

landelijke eenvoud

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Rusticiteit

boersheid; landelijkheid.

2025-07-17
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

rusticiteit

v. landelijkheid, boersheid; onbeschaafdheid.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rusticiteit

v. (Fr. [Lat. rusticitas]: landelijke eenvoud; ongunstig: boersheid), (ci = sie).

2025-07-17
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

rusticiteit

v. landelijkheid, boersheid.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Rusticiteit

[Fr.], v., eigenschap van rustiek te zijn; landelijke eenvoud; boersheid, onbeschaafdheid.

2025-07-17
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

rusticiteit

rusticiteit - v., boerschheid; onbeschaafdheid.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Rusticiteit

lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, boersehheid; rusticeeren, een landleven leiden.