Wat is de betekenis van rotzooien?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rotzooien

1) (1960+) (inf.) seksueel frunikken, stoeien. Vgl. rommelen*. • Per ongeluk liep ik nog een kamer binnen waar twee kerels met drie of vier wijven (dat kon ik in gauwigheid niet ontdekken in de krioelende vleesmassa) met elkaar aan het rotzooien waren... (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Met dat al was er tussen veel verpleegden een me...

2024-04-19
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

rotzooien

rotzooien - wellustige, geile handelingen verrichten; vervolgens ook: coïre; eig. ‘te keer gaan, herrie maken’ (vgl. voor eenzelfde betekenis-overgang o.a. ruiten). We naaiden drie keer en toen had ik er ook helemaal geen zin meer in. Maar zij zat maar aan me te rotzooien, CREMER I, 325 [1962].