rotzooien
1) (1960+) (inf.) seksueel frunikken, stoeien. Vgl. rommelen*. • Per ongeluk liep ik nog een kamer binnen waar twee kerels met drie of vier wijven (dat kon ik in gauwigheid niet ontdekken in de krioelende vleesmassa) met elkaar aan het rotzooien waren... (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. 1964) • Met dat al was er tussen veel verpleegden een me...