Wat is de betekenis van rosbief?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

rosbief

mager rundvlees. mager rundvlees dat vooral in een groot stuk wordt gesneden uit het lendenstuk, het staartstuk of de bil en bestemd is om te roosteren of te braden. Voorbeelden: De moeder van Lea wist ons te vertellen dat er over het feestmenu nog geen definitieve beslissing gevallen was, maar roze zalm zou er zeker bij zijn. Bovend...

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rosbief

(2006) (inf.) vrouwelijk geslachtsdeel. Zie ook: aan de rosbief snuffelen. • Maar er zijn dus vrouwen (en we kijken nu naar Canada) die random belachelijke dingen die uit Afrika en Azië zonder even rustig na te denken opvolgen. En dan zit je dus met een medium rare rosbief tussen je benen. (www.retecool.com, 12/08/2019)

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rosbief

rosbief - zelfstandig naamwoord uitspraak: ros-bief 1. geroosterd of gebraden rundvlees ♢ in Nederland eten we de rosbief meestal koud Zelfstandig naamwoord: ros-bief de rosbief

2024-04-29
Culinair van a tot z

Peter Joh. M. Zuidweg (2016)

rosbief

Naar Engelse wijze geroosterd of gebraden stuk rundvlees, verkregen van het lendestuk en kan zowel warm als koud, als zelfstandig gerecht of als vleeswaar geserveerd worden.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rosbief

(roastbeef) gebraden lendestuk (van een rund)

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

rosbief

zie roastbeef.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rosbief

m. (Eng. roastbeef: geroosterd [naar Engelse wijze] of gebraden stuk rundvlees inz. een lendestuk).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rosbief

('rozbi:f) m. (-s) [Eng. roast beef, geroosterd rundvlees] gebraden stuk rundvlees inz. lendestuk. → rund