Wat is de betekenis van roofvogel?

vogel met haaksnavel en klauwen. vogel met een haaksnavel en klauwen met scherpe nagels, die, afhankelijk van de soort, jaagt op levende prooien zoals kleine zoogdieren, andere vogels of vis, of zich voedt met aas. Meestal met uitsluiting van de uilen, in toepassing op de dagroofvogels. Voorbeelden: Uilen worden wel beschouwd...

roofvogel - zelfstandig naamwoord uitspraak: roof-vo-gel 1. vogel die leeft van dieren die hij doodt ♢ de zeearend is een roofvogel Zelfstandig naamwoord: roof-vo-gel de roofvogel de roo...

Algemene naam voor de groep van Vogels1, die zich o.h.a. voedt met andere, kleinere vogels1; deze dus van het leven berooft. Roofvogels hebben een aan hun leefwijze aangepaste bouw: zij hebben een scherpe haaksnavel en in de meeste gevallen ook krachtige scherpe nagels, waarmee zij de prooi vasthouden. De Uilen ← worden ook wel Nachtroofvogels...

Zie ‘Vogel’.

s., rôffûgel.

...

m. (-s), naam van de vogels van de orde der Raptatores of Falconiformes, die van vlees leven; zij hebben een sterke snavel waarvan het bovendeel haakvormig omgebogen is en omgebogen klauwen waarvan de ruwe zool met kleine wratjes bedekt is; — (oneig.) rover.

m. roofvogels (vogel, zich voedend met het vlees van buitgemaakte dieren): gieren, valken en uilen zijn roofvogels, met kromme snavel en scherpe klauwen.

('ro:f) m. (—s) vogel die van geroofd vlees leeft: dag-, nachtroofvogel.