Wat is de betekenis van Ronddolen?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ronddolen

v., omdoarmje, -dwelmje -, dwale, -toarkje.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ronddolen

(doolde rond, heeft rondgedoold), dolend in alle richtingen doorkruisen : wij doolden het gehele bos rond; — her- en derwaarts dolen, dwalen : hij heeft twee dagen in die vreemde stad lopen ronddolen; (fig.) met zijn gedachten in het verledene ronddolen.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ronddolen

doolde rond, heeft rondgedoold; dolen, zwerven in alle richtingen; binnen een ruimte; ronddwalen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ronddolen

(doolde rond, heeft rondgedoold) 1. her- en derwaarts dolen, dwalen, zwerven : in een streek, een stad -. 2. zich hierop dan weer daarop vestigen : haar gedachten doolden rond.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ronddolen

Ronddolen - (doolde rond, heeft rondgedoold), : hij heeft twee dagen in die vreemde stad loopen ronddolen; — nu eens hier dan daar de aandacht op vestigen : met zijne gedachten in het verledene ronddolen.