Wat is de betekenis van romper?

2024-04-30
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

romper

(zelfstandig naamwoord) babypakje, onderpakje; stoeipakje, speelpakje

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

romper

romper - zelfstandig naamwoord uitspraak: rom-per 1. lang luierhemdje voor baby's dat tussen de benen met drukkers wordt vastgemaakt ♢ Annelies kocht een aantal vrolijke rompertjes voor baby Lola Zelfstandig naamwoord: rom-per ...

2024-04-30
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

romper

romper - Kledingstukken uit één geheel met bijeengenomen beensluitingen en knopen of drukkers om het kruis te sluiten.

2024-04-30
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

romper

breken, scheuren, stukmaken; vernielen; doorklieven; onderbreken, afbreken; beginnen, aanbreken (de dag e.d.); ontluiken, opengaan (bloemen); de rompe y rasgo, fam. vastberaden, doortastend.