Wat is de betekenis van Rolder?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rolder

1) (1929) (Vlaanderen, stud.) student die veel uitgaat en drinkt; boemelaar. • De herbergen aflopen heet hij 'rollen, op rol gaan, 'n rolling maken'. Hij is 'n rolder. (Ons Leven. 42e Jaargang nr 2, 15/11/1929) • (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981) • (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)...

2024-04-29
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Rolder

Rolder - (Vlaams) hij die aan de rol gaat, die s nachts de kroegen afschuimt.

2024-04-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Rolder

Officiële friese naam voor de Scharrelaar ← [Boersma 1972; ViF 1977]. De eerste wn. in Friesland was op 2 juli 1958. Zantema 1992 en Visser 1993 geven ook: Röler. De Vries 1911-12 en 1928 vermeldt de soort niet, geeft dus ook geen friese naam. De naam in het lemma is dus ws. van vrij recente datum. Daarbij mag men er rustig van uitga...

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

rolder

Pers. die aan de rol gaat: boemelaar. Dat men de «legendarische studentenfiguur» van de brasser-zuiper-rolder enz. de «student uit de Codex» gaat noemen, kan ik niet zonder protest laten voorbijgaan, Universitas 3/10/1961. Niet alleen is hij de dichter van het bekende «De Rolders in de Nacht», maar hij is...

2024-04-29
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

rolder

: zie roller.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rolder

m. (-s), (Zuidn.) iem. die aan de rol gaat.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rolder

m. -s; Z.-N. zwierbol.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rolder

m. (-s) roller (A I 2 b).

Gerelateerde zoekopdrachten