rolder
1) (1929) (Vlaanderen, stud.) student die veel uitgaat en drinkt; boemelaar. • De herbergen aflopen heet hij 'rollen, op rol gaan, 'n rolling maken'. Hij is 'n rolder. (Ons Leven. 42e Jaargang nr 2, 15/11/1929) • (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981) • (Herman J. Claeys: Vlaams Dialecten woordenboek. 2001)...