rinkelrooier
(18e eeuw) (scheldw.) losbol; zwierbol; pierewaaier. Reeds bij Potgieter: ‘de benden rinkelrooijers, die dan langs uwe grachten zwerven...’ Met rinkelrooien (of ringkelroyen) bedoelde men ten tijde van Kiliaen (16de eeuw): met een rinkelbom of tamboerijn rondlopen; rinkelen. Bij uitbreiding sloeg het ook op ‘lawaai maken’ en...