Wat is de betekenis van Ringeloren?

2024-04-29
Spreekwoordenboek

Ed van Eeden (2017)

Ringeloren

Thomas liet zich door haar ringeloren: Thomas liet zich haar wil opleggen.

2024-04-29
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

ringeloren

Ringeloren is een engobe-techniek waarbij het vrij dikke kleislib met een slagroomspuitje of iets dergelijks op het kleioppervlak wordt gebracht.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Ringeloren

bedwingen; klein houden

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ringeloren

v., ringje.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ringeloren

(ringeloorde, heeft geringeloord), 1. (eig.) een dier met een ring in het oor bedwingen, beteugelen; — meestal fig. van mensen: in bedwang, kort, klein houden, op de kop zitten: hij laat zich niet ringeloren; hij laat zich van zijn vrouw ringeloren, hij zit danig onder de pantoffel; 2. (pottenb.) potten op een bepaalde manier ve...

2024-04-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ringeloren

(1) versieringstechniek bij het pottenbakken : een kleipap wordt als een lijn op het voorwerp uitgegoten; (2) beteugelen (d.m.v. een ring door het oor); vooral in figuurlijke zin.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ringeloren

ringeloorde, heeft geringeloord; eig. v. dieren: door ze een ring door het oor te doen, bedwingen; meestal fig. iem. naar zijn hand zetten, dwingen, plagen, kwellen, op de kop zitten, koeionneren; eig. een beer ringeloren; fig. ik wil mij hier niet laten ringeloren.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ringeloren

('ringəlo:rən) ringeloorde, heeft geringeloord) 1. door een ring die men door het oor doet, bedwingen, beteugelen. 2. bedwingen, in toom houden. 3. kwellen, plagen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ringeloren

(ringeloorde, heeft geringeloord), 1. (eig.) een dier met een ring in het oor bedwingen, beteugelen; meestal fig. van mensen: in bedwang, kort, klein houden, op de kop zitten: hij laat zich niet ringeloren; hij laat zich door zijn vrouw ringeloren; hij zit danig onder de pantoffel; 2. (keramiek) versieren met een lijnornament of decoratieve figuur...