Wat is de betekenis van rijksdaalder?

rijksdaalder - zelfstandig naamwoord uitspraak: rijks-daal-der 1. muntstuk van twee en een halve gulden ♢ een tientje is vier rijksdaalders Zelfstandig naamwoord: rijks-daal-der de rijksdaalder ...

s., ryksdaelder.

m. (-s), 1. benaming voor onderscheiden voorheen in omloop zijnde zilveren munten ; — thans de zilveren standpenning van twee en een halve gulden ofwel een zilverbon van die waarde; 2. de waarde van f 2.50 : het kost een rijksdaalder.

Ned. zilveren munt (tegenw. ook papiergeld) van 2½ gulden. Werd reeds onder de Republiek geslagen. Sedert 1929 aangemunt met gehalte van 0,720, bij gewicht van 25 gram.

m. -s; benaming voor onderscheidene voorheen in omloop zijnde zilveren munten; thans inz. Ned. zilveren standpenning van f 2.50): nieuwe rijksdaalders; de Zeeuwse rijksdaalder of Zeeuw = f 2.60, hij had twee 26ers, elk van f 1.30, vier 13-tjes van f 0.65, 8 pietjes van f 0,325.

Ned. zilveren munt ter waarde v. f 2,50. De Zeeuwsche r. (niet meer bestaand) had een waarde van f 2,60.

Een Ned. teekenmunt, welke de wettelijke waarde heeft van ¼ van het gouden tienguldenstuk. De r. werd voor het eerst geslagen ingevolge de wet van 22 Maart 1839, zulks ter vervanging van het sinds 1816 in omloop gebrachte zilveren drieguldenstuk. Het wettelijk gehalte van den r. is sinds 1919 0,720 (daarvóór 0,945) en het wette...

(rijʞz'da:ldər) m. (-s) Nederlandse zilveren standaardmunt f 2,50 : een aan dubbeltjes.

Rijksdaalder - de grootste zilveren munt van het tegenw. Nederl. muntstelsel, waarde f 2,50 ; de vroegere Zeeuwsche R. gold f 2,60.