Wat is de betekenis van ribbenkas, ribbenkast?

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ribbenkas, ribbenkast

v.; het benig samenstel der ribben; gmz. lijf, lichaam: zegsw. iemand op zijn ribbenkas(t) geven, afranselen; volkst.

Gerelateerde zoekopdrachten