Wat is de betekenis van Reisvaardig?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reisvaardig

bn., gereed om te vertrekken.

2025-07-15
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

reisvaardig

gereed om op reis te vertrek.

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Reisvaardig

adj., reisfeardich.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

reisvaardig

bn.: hij stond reisvaardig , d.i. gereed om te vertrekken.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

reisvaardig

(reis'va:rdəch) bn. gereed voor de reis.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Reisvaardig

Reisvaardig - bn. gereed om te vertrekken.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten