Wat is de betekenis van Reisgezelschap?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reisgezelschap

o. (-pen), 1. personen met wie men reist; 2. groep personen die samen reizen.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

reisgezelschap

o. reisgezelschappen (personen, die samen een reis doen; ook: reisbureau).

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

reisgezelschap

o. (-pen) gezamenlijke personen die een reis doen.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

reisgezelschap

o. (-pen), personen met wie men reist, hetzij georganiseerd, hetzij toevallig.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten