Wat is de betekenis van reinheid?

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

reinheid

reinheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: rein-heid 1. het netjes zijn ♢ baby's hebben behoefte aan rust, reinheid en regelmaat 2. je niet overgeven aan wellust en losbandigheid ♢ in deze geme...

2024-04-28
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

REINHEID

is een begrip, dat in de antieke wereld een wijdere betekenis had dan tegenwoordig, omdat men daarbij in het bijzonder dacht aan cultische reinheid. Het spraakgebruik nadert telkens het ethische en het hygiënische, zoals wij het verstaan, maar heeft diepe wortelen in een eigen mentaliteit, die samenhangt met het ontzag voor het heilige. Zo kan...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Reinheid

s., reinens, suverens.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Reinheid

v., het rein-zijn ; zindelijkheid, netheid; zuiverheid, eerbaarheid, kuisheid: in reinheid des harten; reinheid op 't lichaam; reinheid der zeden, van bedoelingen; maagdelijke reinheid.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

reinheid

v. (het rein-zijn, eig. en fig.): de reinheid van het lichaam; reinheid van zeden.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

reinheid

('rein) v. 1. Eig. zindelijkheid, netheid : op lichaam en kleding. 2. Metj. eerbaarheid, kuisheid van zeden.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

reinheid

v., zindelijkheid, netheid; zuiverheid, eerbaarheid: de reinheid van de lucht; reinheid der zeden, van bedoelingen; cultische reinheid.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Reinheid

Reinheid - v. zuiverheid, netheid; eerbaarheid, kuischheid; zindelijkheid: in reinheid des harten; reinheid op lichaam en kleeding; reinheid der zeden, bedoelingen; hare maagdelijke reinheid.