Wat is de betekenis van regenpijp?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Regenpijp

v. (-en), buis tot afvoer van regenwater.

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

regenpijp

regenpijp - zelfstandig naamwoord uitspraak: re-gen-pijp 1. buis waardoor regen van het dak wordt afgevoerd ♢ toen de regenpijp verstopt was ontstond er een overstroming Zelfstandig naamwoord: re-gen-pijp de regenpij...

2025-07-16
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

regenpijp

regenpijp - Alle verticale pijpen, ook die binnen een gebouw, die regenwater naar riolen, afvoerkanalen of de grond vervoeren.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Regenpijp

s., (rein)bokse.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

regenpijp

('re:gən) v. (-en) afvoerpijp, -buis voor regenwater.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

regenpijp

v./m. (-en), 1. buis voor de afvoer van regenwater; 2. (meestal mv.) beenbeschermers van waterdichte stof die over de broekspijpen aangetrokken worden.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)