reëel
reëel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: re-eel 1. precies als in de werkelijkheid ♢ het is een reëel gevaar dat hij verdrinkt 2. met de werkelijkheid als uitgangspunt ♢ wat hij wil, is niet reë...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
reëel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: re-eel 1. precies als in de werkelijkheid ♢ het is een reëel gevaar dat hij verdrinkt 2. met de werkelijkheid als uitgangspunt ♢ wat hij wil, is niet reë...
Algemene economie en bedrijfsomgeving
Het volume van een bepaalde variabele in een bepaalde periode, meestal vergeleken met een voorafgaande periode.
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
[→Fr.], bn. en bw. (reële, reëler, reëelst), 1. werkelijk, wezenlijk, inderdaad bestaande (tegenover denkbeeldig of ideëel): reële dingen; een — geval; reële gevaren; dat is niet —; (natuurkunde) een — beeld, dat op een scherm op te vangen, dus onafhankelijk van de zintuigen aantoonbaar is (b.v....
Encyclopedie van Friesland (1958) onder redactie van Prof. Dr. J.H. Brouwer
Ook: reële goedschatting of reële honderdste penning. Belasting, geheven in 1711 en seder 1713 jaarlijks, op de bebouwde en onbebouwde eigendommen. Zou bedragen 1 pct. van de waarde. Werd echter gebaseerd op de huurwaarde, waarvan de huurder de vierde, bij gebouwde eigendommen de 5 ½ de en bij bossen de achtste penning moest betale...
Nederlands woordenboek (7e druk)
(<Fr.), bn. bw., 1. werkelijk, wezenlijk, inderdaad bestaande (tgov. denkbeeldig of ideëel): een reëel geval; reële gevaren; een reële gestalte; dat is niet reëel; — (nat.) een reëel beeld, met de zintuigen waarneembaar (tgov. virtueel); — een reëel getal...
Kleine Winkler Prins van A-Z
bestaanbaar (1) (wisk.), z Getallen; (2) (natuurk.) wordt gezegd van een beeld dat men desgewenst op een scherm kan laten vallen zodanig dat de afbeelding van het voorwerp op de plaats van het scherm ontstaat. Tegenovergestelde: virtueel.
Vreemde woorden, uitdrukkingen en afkortingen (1948)
werkelijk, feitelijk, zakelijk; wezenlijk; geloofwaardig, zeker (zie ook reaal). reel. (Hel) (Eng.) Schotse springdans; News ~, filmjournaal.
Dr. E.J. Dijksterhuis - 1939
(< Fr.réel\ < Lat. realis = werkelijk; < res = ding). Math. samenvattende term voor rationaal en irrationaal bij getallen.
dr. H. Pinkhof, 2e druk 1935
(van res, gen. rei, zaak), zakelijk, werkelijk (van een optisch beeld).
Nederlandse encyclopedie, uitgegeven van 1916-1925.
Reëel - bestaanbaar, tegenover imaginair.
De vreemde woorden, verklarend woordenboek door Fokko Bos.
reëel - werkelijk; wezenlijk; geloofwaardigheid ; zie ook:„reaal”.
Handelslexicon (1910) door J. Hagers
Reëel - werkelijk, vast, solide; reëele waarde: metaalwaarde van munten.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Reëel - bn. bw. werkelijk, zeker bestaande (in tegenst. van ideaal, denkbeeldig); reëele kennis, practische kennis, kennis van zaken, van feiten; — de reëele waarde van effecten, de werkelijke waarde (in tegenst. van de nominale waarde); reëele getallen, zie GETAL.
Beknopt kunstwoordenboek, I.M. Calisch (1864)
reëel - bn. en bijw. werkelijk, waarlijk; echt, zeker, geloofwaardig; de reëele (werkelijke) waarde (in tegenstelling van de nominale waarde). Zie reaal
Gerelateerde zoekopdrachten