Rangeeren
Verhalen, verzetten (vooral van spoorwegmaterieel).
Fokko Bos (1914)
rangeeren - scharen, op een rij zetten; rangschikken; opruimen; „zich rangeeren”, zijn leven regelen.
J. Kramer (1908)
rangschikken, ordenen; ook: wagens vereenigen tot een trein of een trein weer ontbinden in afzonderlijke wagens.
J.H. van Dale (1898)
RANGEEREN (rangeerde, heeft gerangeerd), schikken, ordenen, regelen; een trein rangeeren, op een ander spoor brengen; — (iem.) tot zijn plicht brengen; — gerangeerd, ordelijk: een gerangeerd jongmensch, die fatsoenlijk leeft.
I.M. Calisch (1864)
rangeeren - bw. gel., schikken, ordenen, regelen; (iem.) tot zijnen plicht brengen; gerangeerd, ordelijk; een gerangeerdjongmensch, die fatsoenlijk leeft
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: