rampassen
(1726) (< Mal.) plunderen, roven, stelen. • Om plunderen en rampassen was het hier echter niet te doen, maar wel om den vijand stoutmoedig aan te vallen. (De Gids. Jaargang 23. 1859) • Ik citeer slechts wat het kamerlid Van Kol volgens de handelingen der Tweede Kamer op 8 November 1907 over hen zeide: ‘Velen waren advocaten van...