Wat is de betekenis van Raggen?

2024-04-30
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

raggen

Raggen is een informeel Nederlands werkwoord dat wordt gebruikt om te verwijzen naar het spelen van muziek met veel energie en intensiteit, vaak op een elektrische gitaar of basgitaar. Het gaat hierbij om het snel en agressief bespelen van de snaren, waarbij veel distortion en andere effecten worden gebruikt om een krachtig geluid te creëren....

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

raggen

1) (1836) (< rag, pluk haar) wild tekeer gaan, heen en weer lopen; wilde bewegingen maken; ravotten; hard rijden. Ook gezegd van tochtige dieren, waaronder katten in het voorjaar. Of van honden die het bos woest doorsnuffelen (jagerstaal). • Raggen. Dit onzijdig werkwoord ben ik onderrigt , dat in de Baronie van Breda en in het Markiezaat v...

2024-04-30
Jargon & Slang van Flipperfanaten

Marc De Coster (2017)

Raggen

Raggen - wilde bewegingen maken.

2024-04-30
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

raggen

raggen: wild heen en weer bewegen op de fiets.

2024-04-30
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

raggen

(onov ww; ragde; h. geragd) - onbehouwen, hard rijden op een fiets: op een mountainbike door het veld raggen.

2024-04-30
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

raggen

raggen - neuken (<een heen en weer schuivende beweging maken).

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Raggen

(ragde, heeft geragd), (gew.) 1. wild heen en weer lopen, stoeien; — ook van tochtige dieren, o.a. van katten in ’t voorjaar; 2. een heen-en-weerschuivende beweging maken, tegen iets aan schuren: op een stoel zitten te raggen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

raggen

(’raggen) (ragde, heeft geragd) wild heen en weer lopen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

raggen

(ragde, heeft geragd), 1. wild heen en weer lopen, ravotten, stoeien; langs de weg raggen, woest autorijden; 2. heen-en-weer schuivende bewegingen maken, tegen iets aan schuren: op een stoel zitten raggen.